De huismus (Passer domesticus) is een stevige, gedrongen zangvogel. De onderzijde van de huismus is grijs en zijn bovenzijde bruin met donkere en lichtere tekening. Het mannetje is contrastrijk met een grijze kruin, zwarte bef en bruine band van oog tot achterhoofd. Het vrouwtje is grijs-bruin en op de bovenzijde donker getekend.
Broedt afhankelijk van de weersomstandigheden meest van april tot en met juli, maar ook in maart en augustus. De huismus heeft twee tot drie legsels per broedseizoen met elk 4-6 eieren. Huismussen broeden in een los kolonieverband. Het nest wordt vooral gemaakt onder dakpannen, in gaten en kieren van gebouwen en in mussenkasten. Het slordige nest bestaat uit takjes, stro, veertjes en hondenharen. Broedduur: 11-12 dagen. De jongen zitten zo’n 17 dagen op het nest. Als de jongen uitvliegen, worden ze daarna nog 1-2 weken gevoerd door de ouders.
Huismussen stellen prijs op een rommelige menselijke omgeving, met struikgewas, hagen, schuren, weilanden met vee, gemorst graan en zo verder. Talrijkst in dorpen en in oudere buitenwijken, met rommelige tuinen.
Het menu van de huismus bestaat uit zaden, granen, insecten, bloemknoppen, brood, bessen, pinda’s en vetbollen. In broedtijd voornamelijk insecten.
Begin jaren tachtig van de vorige eeuw begon de afname van de huismus, die begin jaren negentig versnelde. Dit heeft geresulteerd in een landelijke afname van meer dan 50% van het aantal broedparen sinds die tijd. Aantallen zijn intussen op laag niveau gestabiliseerd.
De huismus staat op de Rode Lijst van de Nederlandse broedvogels. Het recente herstel is nog te beperkt om te compenseren voor de grote afname die eind vorige eeuw heeft plaatsgevonden. In het stedelijk gebied zijn zowel nestgelegenheid als voedselbeschikbaarheid afgenomen. Oorzaken zijn de veranderingen in woningbouw (verdwijnen ouderwetse pannendaken), woningrenovatie (geen toegang meer tot nestplekken), beheer van stedelijk groen (minder onkruid- en insectenrijke vegetaties en dus voedselproblemen, minder struiken om te schuilen) en verstening van tuinen.
Op het platteland is vooral het voedselaanbod afgenomen door vermindering van graanteelt, efficiëntere oogstmethoden, verdwijnen van stoppelvelden en gebruik van bestrijdingsmiddelen.
Huismussen hebben tuinen nodig met veel groen en hagen (liguster, klimop), voor hun veiligheid en voor voedsel. Waterrijke plekken met riet zijn ook belangrijk in de broedtijd (insecten!). En laat in de winter blad in de borders liggen en laat struiken met bessen en zaadrijke kruiden staan. En ook in het voorjaar en de zomer houden mussen van ‘rommelplekjes’ in de tuin.
Bij natuurvriendelijk isoleren zorgt het isolatiebedrijf voor vervangende woonruimte. Daarbij worden kleine ruimten in de spouw opengelaten of worden nestkasten geplaatst.
Verder zijn er diverse mogelijkheden om nestgelegenheid te creëren.
Neem voor meer informatie en advies contact op met de Vogelbescherming.
Bronnen: www.vogelbescherming.nl, www.vivara.nl
Naar iets opzoek? Vul het hier in...